
Wat is ritme?
In muziek is het ritme normaal gesproken in overeenstemming met een maatsoort. De snelheid van een ritme wordt niet het tempo genoemd, het tempo wordt namelijk bepaald aan de hand van de maatsoort, maar het ritme kan wel het tempo duidelijk maken, daar het dan weer de maatsoort kan ondersteunen met hoorbare pulsen.
Verschillende muziekgenres gebruiken verschillende ritmes. De meeste westerse muziek maakt gebruik van 'simpele' ritmes, resulterend in regelmaat. In veel niet-westerse en balkanmuziek worden vaak additieve ritmes gebruikt, dit geeft onregelmatige zinslengten en ritmes. Een voorbeeld is het 'aksak'-ritme, waarbij afwisselende groepjes van twee en drie tonen onregelmatig achter elkaar worden geaccentueerd (bijv. 2+3, of 2+2+2+3). De meeste westerse klassieke muziek gebruikt eerder eenvoudige ritmes maatsoorten zoals 4/4 of 3/4. In een band leidt de drummer het ritme (en ook het tempo en de maat)
Begrippen (Geel gedrukt alleen VWO)
-Antimetrische figuren:
-duool: Een duool bestaat uit een tweetal noten die samen de duur hebben van drie van dezelfde noten (bijv. 2 kwartnoten die even lang duren als drie kwart noten
-triool: Een triool is een figuur van drie nootjes met de duur van twee (Dus drie achtste duren even lang als 2 achtste)
-kwintool: Een kwintool is een een groep noten met een zodanige duur dat er 5 noten op de plaats van 3 of 4 noten komen te staan. Kwintool-noten hebben zodoende duren als 1/5 1/10 en 1/20. Vijf nootjes met duur 1/20 zijn even lang als een 'gewone' kwartnoot en worden genoteerd als een cluster van 5 noten met 1/16 duur, voorzien van een haak met een 5.
Duool Triool Kwintool
Break: Een korte pauze in de muziek waarbij alles stopt.
Complementair ritme: Het ritme van de ene partij vult het ritme van de andere partij aan.
Fill: Melodische aanvulling in de rust van de hoofdmelodie, je vult dus letterlijk.
Hemiool: een ritmische accentverschuiving die bijvoorbeeld een driedelige maat verandert in een tweedelige, dit is ook een antimetrisch figuur.
Kickbeat: Metronomisch dreunend vierkwartsritme
Motorisch ritme: Geen betekenis te geven......
Polyritmiek: Onder polyritmiek wordt verstaan: het gebruiken van meerdere ritmes tegelijkertijd, of een zodanig ritme, dat dat op meerdere manieren gehoord kan worden. Veel muziek uit West-Afrika en Cuba heeft een polyritmisch karakter.
Ritmisch ostinaat/ostinato: Een steeds herhaald ritme
Swing/ triolen feel/ 'rechte' feel: Swing is in de muziek een term die onder meer betrekking heeft op het ritme en/of timing. In een 'swing' ritme worden de achtsten ongeveer gespeeld alsof ze deel uitmaakten van een triool (dit geeft de triolenfeel)
De rechte feel wordt in de jazzrock veel gebruikt en lijkt niet op swing maar lijkt wel weer op de triolenfeel, de achste worden 'rechter'(qua timing dus kloppender) gespeeld dan bij swing.
Syncope: In de muziek spreekt men van een syncope wanneer een of meer tonen niet op de tel of puls vallen, waardoor een of meer normale accenten verlegd worden. De tonen worden dan niet gespeeld op de 1ste of 3de tel maar op andere tellen/pulsen gespeeld.
Ragged Time: Dit is één van de muzikale bronnen van jazz, deze stijl wordt gekenmerkt door
syncopische melodie en syncopische begeleiding
Toonduur en rustduren:
Verlenging van een noot met punt achter de noot:
Verbingsboog:
Teleenheid: Onderste cijfer van de maatsoortaanduiding. Geeft de naam van de notenwaarde die 1 tel duurt.
CE Vaardigheden (Geel gedrukt alleen VWO)
Op het CE wordt je geacht om:
1. De afwisseling van geluid en stilte van elkaar te onderscheiden net als regelmatige en onregelmatige beweging
2. Een ritme te kunnen volgen en te kunnen noteren
3. Beweeglijke (drukke) figuren en statische (rustige) figuren van elkaar te onderscheiden
4. De noten & rust waarden te kennen en te kunnen benoemen net als de ritmische figuren
5. Te snappen wat de functie van de verbingsboog is, ook wat de functie van een punt achter een noot is en ook wat de functie van de verbindingsboog is
6. Ritmische spanningen & ontspanningen, veranderingen en contrasten, ritmische vergroting en verkleining & ook ritmische verdichting en verdunning te kunnen interpreteren
Wat is nou het verschil tussen een normale beat en swing?
Theorie Test: HAVO & VWO VWO

1. Ritme





Het VWO moet ook
de 32ste noot kennen
Er passen dus 32
32ste noten in één
vierkwartsmaat


