
4. Toonhoogte
Wat is toonhoogte?
Toonhoogte is de ervaren hoogte van een toon.
Natuurkundiger definitie: de hoogte van een toon is afhankelijk van het aantal trillingen van bijvoorbeeld een piano snaar per seconde. Bijvoorbeeld de snaren van de centrale C trillen 264 maal per seconde als je deze toon aanslaat. Dit geeft dat de frequentie 264 Hz is.
Hertz is de eenheid van frequentie, dit geeft aan hoe vaak iets per seconde gebeurt.
De hoogte van een toon wordt aangegeven op de notenbalk, als de toon hoog klinkt moet deze ook hoog op de notenbalk staan. Je moet dus het notenschrift kunnen lezen, daar straks meer over.
Begrippen (Geel gedrukt alleen VWO)
Het notenschrift: Dit is de schrijfwijze waarop de muzieknoten worden
genoteerd. Je hebt de G (viool) en F (bas) sleutel voor aan de notenschrift
balk staan zoals hiernaast. Deze geeft aan waar de G of de F noot is te
vinden op de balk.
Absolute notennamen: Op alle witte toetsen hiernaast staan letters:
C-D-E-F-G-A-B-C, dit zijn de Absolute Notennamen. Er zijn dan ook nog
zwarte toetsen, die hebben ook namen, zie plaatje.
De G & F Sleutel: Zoals in het plaatje hieronder zie je links de F sleutel (ookwel bas sleutel genoemd) en aan de rechter kant zie je de G sleutel (viool sleutel ookwel genoemd).
Bij beide de absolute notennamen erook
bij aangegeven
De F-sleutel wordt gebruikt voor lage stukken, de G sleutel voor hoge stukken. In meerstemmige stukken worden de G en de F-balk onder elkaar gezet:
De C Sleutel: Naast de G & F sleutel heb je ook nog de C sleutel, deze wordt ook wel de Alt sleutel genoemd, hieronder staan de absolute notennamen bij de C sleutel.
Voortekens: Er zijn drie verschillende soorten voortekens: de mol, het kruis en het herstellingsteken.
De Mol (b) : Wanneer je een mol voor een noot ziet staan betekent dit dat je een noot een halve toon lager moet spelen. Dus een B wordt een Bes (Bb). Welke toon je bij welke mol lager moet spelen staat beschreven in hoofdstuk 5: De Kwintencirkel.
-Het Kruis (#) : Wanneer een kruis voor een noot staat moet je deze toon een halve toon hoger spelen. Dus een F wordt een Fis (F#). Welke toon je bij welk kruis hoger moet spelen staat beschreven in hoofdstuk 5: De Kwintencirkel.
-Het Herstellingsteken (♮) : Wanneer een herstellingsteken voor een toon staat speel je deze ongeacht wat als de normale noot die deze is, dus geen verhoging/verlaging door een kruis/mol. Wanneer voor een Bes in de eerste tel van de maat een herstellingsteken staat speel je deze dus als een gewone B. Als er nog een Bes in dezelfde maat dan speel je die Bes ook als een B.
Chromatiek: Wanneer je chromatisch speelt dan speel je continu met halve tonen (ook wel kleine secundes genoemd.
De chromatische toonladder wordt stijgend met kruisen en dalend met mollen genoteerd:
Stijgende toonladder:
C - C# - D - D# - E - F - F# - G - G# - A - A# - B – C´
Dalende toonladder:
C´- B - B♭- A- A♭- G - G♭ - F - E - E♭ - D - D♭- C
Glissando: Wanneer je met een glissando speelt dan glij je van de ene toon naar de andere. Dus bijvoorbeeld van de D omlaag naar A. Met een soort trappetje wordt een glissando aangegeven in de muziek.
Intervallen
Op het examen wordt je geacht om met intervallen te kunnen werken, maar wat zijn intervallen?
Intervallen zijn eigenlijk simpeler gezegd toonafstanden. Dus als je bijvoorbeeld een C en dan een G speelt is de toonafstand tussen deze twee tonen dus een bepaald interval. Op het examen wordt je geacht om alle toonafstanden in een octaaf te kunnen benoemen. Om met intervallen te kunnen werken is het eerst handig om te zien wat toonafstanden zijn.
In het plaatje hieronder zie je steeds de toonafstanden aangegeven tussen de naast elkaar liggende witte toetsen voor iedere toonladder.
Tussen C-D, D-E, F-G, G-A & A-B leg je één hele toonafstand af. 1 hele toonafstand wordt ook wel een grote secunde genoemd.
En tussen E-F & B-C wordt er een halve toonafstand af. Dit wordt ook wel een kleine secunde genoemd.
Nu zijn we al zover dat we de toonafstanden tussen de witte toetsen dus weten, nu wordt het tijd dat we dit gaan koppelen aan Intervallen.
Om te beginnen heb je dus verschillende soorten intervallen namen, om te kijken welke naam bij welke toonafstand geldt gaan we vanaf de toon C steeds een halve toon hoger, zo komen we iedere toonafstand die we moeten kennen tegen.
Van C tot C' (Intervallen dikgedrukt) Aantal toetsen aantal hele tonen
Van C naar C: Priem
Van C naar C#/Db: Kleine Secunde
Van C naar D: Grote Secunde
Van C naar D#/Eb: Kleine Terts
Van C naar E : Grote Terts
Van C naar F: Reine Kwart
*Van C naar F#: overmatige kwart
*Van C naar Gb: Verminderde Kwint
Van C naar G: Reine Kwint
Van C naar G#/Ab: Kleine Sext
Van C naar A: Grote Sext
Van C naar A#/Bb: Kleine Septiem
Van C naar B: Grote Septiem
Van C naar C': Octaaf
Check met dit testje hieronder of je Intervallen snapt:
Transponeren: Het verhogen van tonen.
Voorbeeld: Stel je moet de tonen G, C & E (herken je het C akkoord?) met twee hele tonen verhogen, ook wel vier halve tonen, welke tonen krijg je dan?
G wordt een B
C wordt een E
E wordt een Gis (ook wel G#)
Dus G, C & E twee hele tonen hoger geeft een B, E & G#. Alle tonen van het C akkoord twee hele tonen verhogen geeft dus het E akkoord.
Wanneer een zangeres in een band bijvoorbeeld net niet de hoogste tonen kan halen dan is het heel handig om te transponeren.
Moduleren: Van toonsoort veranderen binnen een muziekstuk. Bij transponeren zet je vaak een heel muziekstuk in een andere toonsoort.
CE Vaardigheden (Geel gedrukt alleen VWO)
Op het CE wordt je geacht om:
1. Een genoteerde melodie te kunnen volgen
2. Ontbrekende noten kunnen noteren in de G-sleutel met maximaal drie voortekens
2. Ontbrekende noten kunnen noteren in de G-sleutel & F-sleutel met maximaal vier voortekens
3. Melodische verdichting & verdunning, spanningen, ontspanningen, chromatische effecten, veranderingen en contrasten kunnen te interpreteren
4. Het notenschrift in de G-sleutel, F-sleutel en in de C-sleutel te kunnen lezen
5. De absolute notennamen te kennen
6. Te kunnen transponeren en moduleren
7. Met de voortekens kruis, mol en herstellingsteken te kunnen werken
8. Een glissando(glijdend) of chromatiek(Kleine secunde ladder) te kunnen benoemen
9. Globaal toonhoogteverloop in richting en in afstand te kunnen onderscheiden











0 0
1 1/2
2 1
3 1 1/2
4 2
5 2 1/2
6 3
6 3
7 3 1/2
8 4
9 4 1/2
10 5
11 5 1/2
12 6